Biomassa
Het magische jaar 2010 voor de Europese Gemeenschap
Om het broeikaseffect in te perken werden er voor het eerst internationale afspraken gemaakt op een wereldconferentie in Rio de Janeiro in 1992 die de naam "Earth Summit" mee kreeg. Deze afspraken werden nog meer uitgewerkt in december 1997 op de klimaatconferentie van de Verenigde Naties in Kyoto-Japan. De Europese gemeenschap beloofde toen om de productie van kooldioxide te reduceren met 8 % ten opzichte van de waarden van 1990. Dit zouden ze willen bereiken tegen 2008-2012. Deze beslissing kwam er eigenlijk naar aanleiding van de "White Paper on Renewable Energy Resources" van de Europese Gemeenschap in november 1997. Hierin stond vermeld dat het gebruik van hernieuwbare energiebronnen moet augmenteren van 6 tot 12 % ten opzichte van de totale energieproductie tussen 1995 en 2010. Met andere woorden een verhoging van 74,3 Mtoe tot 182 Mtoe of maal de factor 2,5.
Biomassa en andere hernieuwbare energiebronnen
De hernieuwbare bronnen die we nu tot onze beschikking hebben zijn waterkracht, windkracht, zonne-energie en biomassa. Waterkracht kan binnen onze Europese grenzen in principe niet meer aangewend worden omdat de meeste mogelijkheden van het gebruik van waterkracht al toegepast worden. Er zijn ook politieke beperkingen betreffende de uitbreiding ervan omdat dit grote veiligheidsrisico's met zich kan meebrengen. Denken we maar aan de grote dammen die heel wat land beheersen. Windkracht en zonne-energie zullen in de toekomst belangrijker worden, maar de mogelijkheden blijven hier eveneens vrij beperkt. Biomassa is het enige wat nu nog overblijft en waar dan ook het meeste potentieel kan uitgehaald worden in Europa. Het eerder vermelde "White Paper" van de Europese Gemeenschap wil dan ook het gebruik van biomassa verdrievoudigen tussen 1995 en 2010. In 2010 moet er dus In dat magische jaar moet er dus 8,5 % van de totale energieproductie aangeleverd worden door biomassa. In 1995 bedroeg dit percentage 3,3 % . Met andere woorden een stijging van 44,8 Mtoe tot 135 Mtoe of maal de factor 3. Deze overeenkomsten brengen echter ook economische consequenties met zich mee. Sommige landen zullen heel wat mogen investeren om hun energie uit biomassa of andere hernieuwbare energiebronnen te halen. Anderen zoals bijvoorbeeld de Scandinavische landen, kunnen hun grote bosreserves aanslaan en hoeven daardoor niet zo nodig te investeren in de import van energiebronnen en zien ze toch hun handelsbalans verbeteren.
Soorten biomassa
De belangrijkste soorten biomassa zijn biogas uit afval, afval van land- en bosbouw en echte energiegewassen. Deze laatste, waaronder we brandhout kunnen plaatsen, moet ongeveer voor de helft van de energieproductie zorgen dat geïnd wordt uit biomassa. Zo stelt het White Paper. Hieronder volgt nog een korte uiteenzetting van de soorten biomassa die effectief kunnen ingeschakeld worden voor onze huishoudelijke verwarming.
Biogas
Biogas is in principe methaangas dat wordt verkregen via organisch afval dat op bacteriële wijze wordt omgezet. Het is echter weinig voor de hand liggend dat grote hoeveelheden biogas kunnen ingeschakeld worden voor de verwarming van woningen. Biogas wordt eerder aangewend om de elektriciteitsproductie te voorzien. Toch werden er al initiatieven genomen om biogas dat gewonnen wordt uit organisch afval in te schakelen voor de verwarming van appartementsblokken of wijken, maar voor aparte woningen is dit niet aangewezen. Men kan ook uit eigen afval biogas winnen en dat op z'n beurt verbranden, maar deze vorm van werken is niet echt populair, hoewel dit al een tijdje op de markt is.
Pellets en houtbriketten
Pellets zijn in principe kleine, lichte palletjes die gemaakt werden uit geperst houtafval dat afkomstig is van zagerijen. Voor de verdere evolutie van de huishoudelijke verbranding van biomassa vormen ze een belangrijk element. Niet alleen zijn ze heel gebruiksvriendelijk in vergelijking met brandhout, maar ze zijn ook heel licht wat de eigenlijke verbranding ten goede komt. Bovendien kunnen ze gemakkelijk in bovengrondse- of ondergrondse tank of in een brander worden geplaatst. In Zweden en Oostenrijk hebben de overheden het gebruik van pellets voor huisverwarming enorm aangemoedigd bij de bevolking, maar deze poging was maar deels succesvol. Houtbriketten worden eveneens uit geperst afvalhout vervaardigd. Het verschil met pellets is dat ze niet zo gebruiksvriendelijk zijn en ze zijn heel wat duurder dan brandhout. Hierdoor denkt men dat ze nooit echt optimaal zullen ingeschakeld worden bij de huishoudelijke verbranding.
Brandhout
In de landen waar het gebruik van houtpellets een groei kennen, zijn ook centrale verwarmingssystemen voor brandhout aan een opmars bezig. Bij deze systemen gebeurd alles automatisch uitgenomen de bijvulling die elke dag of om de twee dagen manueel moet gebeuren. Dit soort biomassa is populairder dan pellets en enkel en alleen om het feit dat brandhout als het ware vrij ter beschikking staat voor iedereen die een zaag kan hanteren, terwijl pellets aangekocht moeten worden. Hout branden wordt bovendien al miljoenen jaren gedaan en heeft een belangrijke sociale meerwaarde. Een gezellige sfeer wordt meteen geassocieerd met een houtvuur en niet met een blokkenvuur dat werkt op aardgas. Pellets slagen er ook niet echt in om deze typische gezellige sfeer te creëren. Het gebruik van brandhout wordt dus in vele landen beschouwd als een traditie wat de promotie van andere biobrandstoffen een stuk vermoeilijkt. Een promotieplan dat hier tegen in gaat, kan dan ook maar deels slagen. Een overschakeling op pellets zal dus maar succesvol zijn in gebieden waar het moeilijk is om brandhout te stockeren, bijvoorbeeld in steden. Op het platteland zal men dan logischer wijze brandhout verkiezen om de overgang van fossiele brandstoffen naar biomassa waar te maken. Milieuorganisaties opteren toch voor pellets boven brandhout omdat dit een ecologischer keuze blijkt te zijn. Nochtans is het ecologische verschil tussen beiden heel klein. Bij pellets zou het veel gemakkelijker moeten zijn om een volledige verbranding te krijgen door de ingesloten lucht. Maar met de bestaande technologie is een volledige verbranding bij brandhout ook perfect haalbaar. U leest meer hierover in het deel rookgaskwaliteit. Een ander voordeel van pellets volgens de milieuorganisaties is dat men een sterkere controle op de grondstofkwaliteit kan uitvoeren. Veel milieuonderzoekers denken dat de consument geneigd zal zijn om ook ander materiaal, dan brandhout te verbranden. Dit risico bestaat uiteraard, maar voorlichting en regelmatige controle kan dit euvel voorkomen. De "allesbrander" wordt in Europa nagenoeg niet meer gepromoot en heel wat houtkachels zullen na een tijdje schade oplopen wanneer er andere materialen dan hout in verbrand worden. Tenslotte vraagt de productie van pellets veel energie want de voorraad houtzaagsel is ook beperkt. Gelukkig kan men nog andere afvalbronnen hanteren. Zo kan er ook houtzaagsel gewonnen worden uit bijvoorbeeld vezelplaten die vooral in de bouw gebruikt worden. We kunnen dus besluiten dat brandhout voor de landelijke streken de meest uitgelezen brandstof is bij uitstek. In de steden kan men best kiezen voor pellets en biogas. Een aantal initiatieven, zoals bijvoorbeeld in Helsinki, tonen aan dat brandhout toch een mogelijkheid kan worden voor de bewoners van stedelijke gebieden. Het brandhout wordt dan geleverd in kleine hoeveelheden die gemakkelijk opgeslagen kunnen worden. Computerprogramma's houden dan het verbruik en de volgende leveringsdatum bij. Bij de verbranding van brandhout moet wel rekening gehouden worden met de brandhoutkwaliteit, de verbrandingstechnieken om de rookgaskwaliteit te verbeteren en de duurzame bosbouw.